Tegenwoordig zien we veel honden die uit Zuid-Europa komen, of honden die mee zijn geweest op vakantie naar Zuid-Europa. In deze gebieden komt Leishmania veel voor (endemisch gebied), en dus zien we deze ziekte veel vaker in de praktijk voorkomen. In Nederland komen geen zandvliegjes voor, die nodig zijn voor de overdracht van de parasiet.
Oorzaak van Leishmania
De belangrijkste veroorzaker van Leishmaniasis is L. Infantum. Deze parasiet wordt door zandvliegjes (Phlebotomiden) overgedragen op onder andere de hond door middel van een steek. Nieuwe zandvliegjes worden besmet door een bloedmaaltijd te nemen bij een besmette hond. De vorm waarin Leishmania zich bevindt in de zandvliegjes heet promastigoot. In de hond wordt deze promastigoot opgenomen door een macrofaag. Een macrofaag is een cel in het lichaam die 'afval' opruimt. In de macrofaag kan de parasiet goed overleven en zichzelf vermenigvuldigen als amastigoot. Uiteindelijk gaat de macrofaag kapot, en worden er weer nieuwe macrofagen besmet.
Ook andere cellen kunnen de parasiet opnemen, bijvoorbeeld een Langerhanse cel. Deze cellen spelen een belangrijke rol bij het immuunsysteem. Wanneer zo'n cel de parasiet opneemt, presenteert deze een antigeen (afweerstof, oftewel een deeltje dat het immuunsysteem kann herkennen). Hierna ontstaat er een immuunreactie, waardoor de parasiet geëlimineerd kan worden. Maar er kan ook een andere immuunreactie optreden, waarbij er veel antilichamen aangemaakt worden. Hierdoor nemen de macrofagen juist weer veel parasieten op, waardoor deze goed kunnen overleven.
De ziekteverschijnselen die een hond laat zien, zijn een afspiegeling tussen deze 2 immuunreacties. Er is directe schade van de parasiet, zoals ontstekingsreacties in de huid, lever, darmen, nier, oog en beenderen. Ook is er indirecte schade door het vastlopen van antigeen-antilichaam-complexen.
Symptomen van leishmania
De lengte van de periode voordat honden na een infectie symptomen krijgen is zeer variabel. Sommige honden vertonen nooit klinische verschijnselen. De meest voorkomende symptomen zijn:
- vergrootte lymfeklieren
- lusteloosheid
- verminderde eetlust
- vermageren
- polydipsie (te veel water drinken)
- vergrootte milt
- huidontstekingen, vaak zonder jeuk
- kaalheid op de kop, stugge schilferige huid vooral op oren, neus en rond de ogen
- oogveranderingen
- poly-arthritis (ontstekingen van meerdere gewrichten)
- glomerulonefritis (ontsteking van de 'filters' van de nieren)
- abnormale nagelgroei
Diagnose
Het met zekerheid stellen van de diagnose Leishmaniasis is niet eenvoudig. Voor honden afkomstig uit het Middellandse Zeegebied is het vaak niet zozeer de vraag óf ze geïnfecteerd zijn, maar in hoeverre ze problemen ondervinden van de infectie. Dit vergt een andere benadering. Vaak komt er samen met Leishmania een infectie met Ehrlichia voor.
Allereerst raden we bloedonderzoek aan. Dit kan de volgende veranderingen laten zien:
soms bloedarmoede en een tekort aan bloedplaatjes
- leukocytose (een te hoog aantal witte bloedcellen)
- eosinofilie (stijging van eosinofielen, een witte bloedcel die we zien bij allergische reacties of als afweerreacties tegen parasieten)
- hyperproteïnemie (te hoog (totaal) eiwit in het bloed). Totaal eiwit wordt onderverdeeld in albumine en globulines.
- hypoalbuminemie (te laag gehalte albumine in het bloed)
- hyper(gamma)globulinemie (te hoog aantal (gamma)globulines in het bloed)
Verdere diagnostiek bestaat uit het indirect of direct aantonen van de parasiet.
Indirect aantonen van de parasiet
Dit kan door middel van verschillende testen, deze zijn allen gebaseerd op het aantonen van antistoffen tegen Leishmania. Dit doen we door bloed af te nemen. Dit is een screeningsmethode, want de aanwezigheid van antistoffen wil niet zeggen dat de hond ook daadwerkelijk een actieve Leishmania-infectie heeft. Vaak kunnen antistoffen pas maanden na infectie (soms meer dan 6!) worden aangetoond. De hoogte van het aantal antistoffen zegt niks over de ernst van de infectie. Ook komen vals-positieve (antistoffen aangetoond terwijl ze er niet zijn) en vals-negatieve resultaten (geen antistoffen aangetoond terwijl ze er wel zijn) voor.
Bij dieren zonder symptomen en bij dieren met de geïsoleerde huidvorm worden vaak geen antistoffen aangetoond. De beoordeling is dus niet eenvoudig, meestal is het daarom aan te raden om de uitslag te bevestigen door het direct aantonen van het antigeen.
Direct aantonen
De beste test hiervoor is PCR (polymerase chain reaction, manier om DNA op te sporen). Bloed is niet geschikt om deze test mee te doen, omdat Leishmania zich vaak maar heel kort in het bloed bevindt. De parasiet verplaatst al snel naar lymfeknopen en/of beenmerg. Bij 85 % van de patiënten met Leishmania zijn de lymfeknopen vergroot. Er kan dan een DNAB (dunne naald aspiratie biopt) worden afgenomen van de lymfeknoop. De cellen worden vervolgens op de parasiet onderzocht. Wanneer de lymfeknopen niet vergroot zijn, kan het best een beenmergbiopt worden afgenomen.
Behandeling
In het buitenland wordt vaak een combinatie van Allopurinol en meglumine antimonaat (Glucantime) gebruikt. Omdat Glucantime veel toxischer (giftiger) is, erg duur en pijnlijk bij injectie wordt in Nederland bij voorkeur met alleen Allopurinol behandeld. Alleen als de symptomen ondanks deze behandeling verergeren, wordt de combinatie met glucantime geadviseerd. In een enkel geval kan het nodig zijn een middel voor mensen in te zetten, Milteforan.
Soms kunnen er bijwerkingen optreden, daarom is het belangrijk voor aanvang van de therapie de klinische toestand van de hond te evaluren. Hierbij kijken we naar nier-, lever- alvleesklierenzymes. Bij sterk afwijkende waardes passen we de dosering aan. We beoordelen de ingestelde therapie het best door te kijken naar hoe de symptomen verminderen, en de eventuele bloedwaarden verbeteren. Antistoffentiter en PCR hebben geen nut voor de evaluatie van de behandeling. Urine-onderzoek kan wel informatie geven. Zo kunnen we de UPC (proteïne/creatinine ratio) meten als indicatie voor vroege nierschade. Wanneer creatinine in het bloed (nierwaarde) voor de start van de behandeling reeds verhoogd is, beïnvloedt dit de behandeling en maakt het de prognose slechter.
Het grootste deel van de honden reageert goed op de therapie, maar volledige vrij zijn van de parasiet is vrijwel onmogelijk.