Suikerziekte, behandeling

De diagnose suikerziekte is door ons gesteld aan de hand van de symptomen van uw kat, het bloedonderzoek en eventueel urine onderzoek. In de folder over suikerziekte heeft u al informatie gekregen over wat suikerziekte precies is en wat de verschillende soorten behandelingen inhouden.
U heeft gekozen voor de behandeling met insuline, dit geeft de beste resultaten en ook de grootste kans op genezing. Het is echter geen makkelijke therapie en zal veel zorg en tijd van u vereisen. Op vaste tijdstippen moet er insuline gegeven worden met een injectienaald onder de huid, dit kan één of tweemaal daags. U moet voor uzelf bepalen of u één of tweemaal daags insuline wilt gaan geven. Deze keuze heeft zeker consequenties voor zowel de resultaten van de behandeling maar ook zeker voor uw privé leven. Bij tweemaal daags prikken is het noodzakelijk dat u iedere dag op twee vaststaande tijdstippen thuis bent om de insuline toe te dienen. Even een avondje weg zal dus niet makkelijk gaan. Het grote voordeel van tweemaal daags toedienen is dat het de grootste kans op genezing geeft, ofwel dat er na een periode van behandeling de suikerziekte genezen kan zijn en dus nooit meer insuline gegeven hoeft te worden.
Verder moet de juiste hoeveelheid insuline gegeven worden, dit kan tijdens de behandeling veranderen. Dus ook tijdens de behandeling moeten er controles door ons plaatsvinden. Er moet ook dagelijks controle zijn of en hoeveel uw kat eet en drinkt. Natuurlijk zullen wij u op alle punten zoveel mogelijk bijstaan door middel van controles en telefonisch overleg.

Doel van de behandeling

Het doel van de insuline behandeling is om de bloedglucose spiegel weer op een normaal niveau te krijgen. Door dit te doen kan uw kat zijn bloedsuikers beter gebruiken en zullen de negatieve bijwerkingen van het te hoge bloedsuiker (nierfalen, blindheid en neurologische problemen) minder op kunnen treden.
Bij tweemaal daags behandelen proberen we de alvleesklier genoeg rust te geven zodat deze kan genezen. Dit gebeurt echter niet altijd. Sommige katten zullen dan ook levenslang behandeld moeten worden.

Begin van de behandeling

Iedere kat heeft zijn eigen stofwisseling en zijn eigen insuline behoefte, zo verschilt iedere kat ook in dosering van de insuline bij suikerziekte. We beginnen met een voorzichtige dosering insuline, na 3 dagen volgt een eerste bloedcontrole ca. 7 uur na de ochtend dosering.
Voor de eerste afspraak nemen we ruim de tijd om het bewaren, het opzuigen en het injecteren van de insuline goed uit te leggen. Het is fijn om samen met iemand te komen, zodat meerdere personen weten hoe het spuiten in zijn werk gaat. Tegenwoordige bestaat er ook voor dieren een insuline-pen. Dit maakt het toedienen nauwkeuriger en makkelijker.

Complicaties

Het grootste gevaar van insuline toedienen is dat er relatief teveel insuline kan worden gegeven. Het bloedglucose kan dan te sterk dalen waardoor een te laag bloedglucose kan ontstaan, dit heet hypoglycemie, ook wel “hypo” genoemd. Hierbij is er te weinig glucose in het bloed aanwezig, waardoor de hersenen een tekort aan energie krijgen. Hierdoor kan uw kat sloom worden, beginnen te rillen en omvallen of zelfs in coma raken. Dit is een levensbedreigende situatie, waar u direct moet ingrijpen door uw kat extra suiker te geven. Dit kan door middel van druivensuiker in zijn bekje te geven, extra eten te geven of eventueel stroop in de mond van uw kat te smeren. Indien het extra suiker geven niet goed lukt, dan dient u altijd contact op te nemen met de dierenarts. Door verschillende redenen kan er teveel insuline gegeven worden. Ten eerste moet uw kat goed ingesteld zijn op de juiste dosering insuline.
Een van de doelen van insuline behandeling is dat de alvleesklier kan genezen en zelf weer insuline kan gaan produceren. Er kan al tijdens de behandeling met insuline weer insuline door het lichaam zelf gemaakt worden, het is dan wel van belang dat de hoeveelheid gegeven insuline verminderd wordt. Er moet dan ook tijdens de behandeling gekeken worden of de dosering insuline nog voldoende is of dat het lager moet worden. Om te voorkomen dat we teveel geven willen wij regelmatig de bloedglucose controleren. In de eerste maand houdt dat iedere week 1 keer in. Daarna ongeveer 2 keer in de maand. We proberen de controles zo snel mogelijk af te bouwen zodra we een stabiele situatie hebben bereikt.
We wegen de kat tijdens de controles. We horen dan van u welke verbeteringen u ziet. Normaal moet u zien dat de kat meer energie heeft, minder vaak drinkt en plast en betere bespiering krijgt

Wat als de kat minder eet?

Als uw kat tijdelijk minder eet (of al haar eten uitbraakt), dan is zijn opname van glucose lager en dus de behoefte aan insuline lager en daarom moet er minder insuline gegeven worden. Als we vervolgens wel dezelfde hoeveelheid insuline toe dienen, dan kan ze uiteindelijk een té laag bloedglucose krijgen. We moeten dus ook rekening houden met hoeveel uw kat eet en of ze eet of braakt. Als u het niet vertrouwt, neem dan altijd contact met ons op.

Een andere belangrijke reden voor overdosering is als 2 mensen per ongeluk dezelfde dosering geven, dit kan erg makkelijk gebeuren als meerdere mensen verantwoordelijk zijn voor het geven van de insuline. Zeker bij tweemaal daags insuline geven is een schema waarop aangekruist moet worden wie wanneer insuline heeft gegeven en of uw kat heeft gegeten van groot belang. Als er twijfel is of er al insuline toegediend is, dan is het beter om geen insuline te geven.

De behandeling thuis

U moet altijd eerst eten geven aan uw kat en er zeker van zijn dat hij al zijn eten opeet, en pas daarna de insuline toedienen. In principe kunt u de hele dag de brokjes laten staan, er moeten wel altijd voldoende brokjes aanwezig zijn (met meerdere katten in huis is dit iets waar goed op gelet moet worden). Op deze manier kan de kat bij het lager worden van de bloedglucose gaan eten om zo een levensbedreigende hypo te voorkomen.
De regulatie gaat het makkelijkst in combinatie met een dieet speciaal voor suikerziekte bij katten. Er zit dan een vaste hoeveelheid glucose in het eten die op een rustig tempo opgenomen wordt door de darmen, dit voorkomt sterke stijgingen van de glucose na het eten. Wij hebben goede ervaringen met Hill´s M/D of Royal Canin Diabetic. Het is echter veel belangrijker dat uw kat eet, dan wat uw kat eet.
Onbeperkt eten laten staan kan natuurlijk niet als uw kat gewicht moet verliezen, en overgewicht is een risicofactor voor suikerziekte. Heeft uw kat overgewicht, dan moeten we samen met u een voerschema gaan opstellen.

Thuis controleren

Op de lange termijn kunt u zelf een aantal controle punten thuis gebruiken om ons op de hoogte te houden om zo de insuline instelling te coördineren.
De wateropname van uw kat is afhankelijk van de bloedsuiker (en dus van de insuline regulatie) en van het type voer wat hij krijgt (natvoer of droogvoer). Bij een goede regulatie is de wateropname gemiddeld bij droogvoer minder dan 70 ml/kg/dag en bij natvoer minder dan 20 ml/kg/dag. Als er bij droogvoer meer dan 100 ml/kg/dag gedronken wordt, dan is bijstelling van de insuline noodzakelijk. Bij natvoer is daar sprake van bij meer dan 40 ml/kg/dag. Dit houdt dus wel in dat de wateropname gemeten moet worden, dit is bij een meerkat huishouden erg moeilijk te doen. Het beste resultaat voor de kat wordt meestal behaald indien u zelf ook de bloedcontroles kunt doen. Dit gaat met een tester waar een heel klein druppeltje bloed voor nodig is. We kunnen u begeleiden om met dit apparaatje te werken. Een groot voordeel van het zelf testen is dat u dit onmiddellijk kunt doen als u twijfelt of de behandeling wel goed gaat. Ook scheelt het veel stress voor de kat omdat hij niet in het mandje naar de dierenarts hoeft. Door stress kan de suiker bepaling minder betrouwbaar zijn.

Belangrijke dingen om te onthouden zijn:

Verander nooit op eigen houtje de insuline dosering omhoog, doe dat altijd in overleg met ons.
U dient altijd druivensuiker in huis te hebben in het geval van een hypoglycemie. Heeft uw kat een hypoglycemische aanval gehad, dan moet u de volgende dag altijd contact opnemen met ons voordat u verder gaat met de insuline.
Het is beter om 1 keer te weinig insuline te geven dan 1 keer te veel. Teveel insuline kan dodelijk aflopen. Bij twijfel altijd contact opnemen met een dierenarts!!

Op alle (behandelings)overeenkomsten zijn van toepassing de Algemene voorwaarden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht onder nummer 22/2008.